27.11.05

Mijn leven door de ViewMaster



Morgen vertrek ik naar Wenen.
Een pistool heb ik niet op de kop kunnen tikken, maar mijn zweetvoeten kunnen ook heel wat gemeen volk op afstand houden.

Het zal een heksentoer worden om na de vergadering van 9u30 tijdig op de luchthaven te geraken. Ik hoop dat ik kan rekenen op de hulp van een collega.

P.B., collega, vriend en eminent "viennoloog", heeft een lading Sachertorten besteld.

Ik hoop dat ik de originele Konditorei vindt waar die verkocht worden. Of is een "Konditorei" een gewoon café, dat weet ik niet meer zo goed.

Tussen de bedrijven door van het congres waar ik de wereld zal verbazen wil ik absoluut het bekende koffiehuis opzoeken waar vroeger en nu de vooraanstaande intellectuelen de problemen van de wereld of van hun medemens bespraken en oplosten.

Het zal er wel duur zijn, maar eventueel zie ik er een bekend mens.

P.B. heeft vorige week het onomstotelijk bewijs geleverd dat hij Colin Powell (u weet wel, de beroemde baryton) kent: er hangt een foto waarop hij Colin omarmt in zijn bureau (dat van P.B.). Of ik dat ooit kan overtreffen weet ik niet, maar ik heb wèl een plannetje.

Schubert!

Gisteren gaan optreden met ons gemeentelijk koor.

De eerste drie gezangen brachten wij er niet bijster goed af, maar toen de dirigent eindelijk hijgend arriveerde kwamen we goed op gang. Bone Jesu , de mis van Schubert en ons magistrale Canticorum zullen nog lang in het collectief geheugen van de gemeenschap blijven hangen.

Na onze zangstonde zijn wij met het voltallig koor gaan eten. Het jaarlijks souper !
Een fijne keuken gebaseerd op aloude vlaamse culinaire principes, gecombineerd met kruiden die tegemoet komen aan het smakenpalet van de hedendaagse, professioneel opgejaagde medemens.

Op naar een nieuw seizoen van fysiek zanggenot!

26.11.05

Mijn leven door de ViewMaster


P.B. is naar Parijs. Op uitnodiging van een paritair overheidsfonds. Hij vertelde me dat hij zijn vrouw zou meenemen. Zij bekleedt een hoge functie in het Belgisch defensie en politioneel apparaat en het zal haar goed doen even weg te kunnen uit het wereldje van internationaal gangsterisme en onregelmatige uren.

Ik zie hen al wandelen langs de Seine, een foto laten nemen onder de Eifeltoren, eten in een bistro te Montmartre en misschien wel een bezoekje afleggen aan het Centre Pompidou.

Ik ben wel wat jaloers want mijn reisdoelen liggen veel oostelijker, in koude Midden-Europese steden waar, naar ik vrees de mensen veel ruwer met elkaar omgaan.

Misschien moet ik wel een revolver kopen.

25.11.05

Tony, de digitale sportman

Tony, de digitale sportman zit in een dipje. Sinds zijn vriendin hem verlaten heeft is hij rusteloos, inhalig en onsportief.

Eergisteren zou hij boodschappen doen in warenhuis Carrefour, maar wat eenvoudig had moeten eindigen met de aanschaf van winterkousen, liep af op een massaspektakel en op net geen administratieve gevangenzetting.

Het was in de afdeling herentextiel, waar hij inlichtingen vroeg over de kousen die hem het meest bevielen.

“Mevrouw, hebt u deze ook in het donkerrood?”
“Als je ze niet vindt, dan zijn ze er niet.” wimpelde het wijf hem af.
“Maar mevrouw De Koster,” (hij las haar naam af van haar personeelsbadge),
“ik ben zinnens vijfenzeventig paar te kopen. Misschien hebt u er in voorraad?”
“Met de voorraad houd ik mij niet bezig.”
“Kan ik uw chef spreken?”
“Mijn chef? Waarom? Die weet ook niks van de voorraad.”
“Mevrouw, ik ben klant en wens correct bediend te worden.”
“Hoezo, klant? Je hebt nog niks gekocht. Ik zie niet eens een winkelkarretje. Waar wou je die kousen steken?”
“Die zou ik laten leveren.”
“Leveren, zozo! Meneer houdt er een riante levensstijl op na.”
“Welke levensstijl ik er op na houd gaat u geen snars aan. Ik wil uw chef spreken.”
“Geen probleem, ik zal mijn man roepen.”
“Uw man? Is uw chef ook uw man?”
“Ja, ben ik soms niet mooi genoeg?”
“Daar spreek ik mij niet over uit.”
“H-U-U-B-E-E-E-R-T,….”, brulde het loeder boven het geroezemoes van het winkelgebeuren uit, “H-U-U-B-E-E-E-R-T,….”

Nog voor ze een derde keer snerpen kon, kwam er een klein gerimpeld, onooglijk onbelangrijk uitziend kereltje aangehold,

“Wat is er schat?”
“Dit heerschap wil vijfenzeventig paar donkerrode kousen kopen en of we die in voorraad hebben.”
“Dat weten wij toch niet? Heb je hem dat niet gezegd?”
“Ja, en toen wilde hij jou spreken.”
“Mij spreken, maar schat, je weet toch dat ik dat niet kan, in mijn toestand.”

“Wat bedoelt u met uw toestand?” probeerde Tony in hun gesprek in te breken.

Zonder hem echter een blik waardig te gunnen bleef hij zich tot zijn vrouw richten.
“Zeg hem toch dat ik om medische redenen geen gesprekken met klanten kan voeren.”
“Maar, Hubert, is dat wel verstandig?”
“Toe nou schat, het kan écht geen kwaad. Meneer ziet er welopgevoed en zeer begrijpend uit.”

“Wel dan, kijk, het zit zo,” richtte de vrouw het woord tot Tony, “mijn man, dienstdoend zaakvoerder, staat onder psychiatrisch toezicht, vanwege compulsieve worstelneigingen met lastige klanten.”
“Compulsieve worstelneigingen?”
“Ja, grieks-romeinse stijl.”

En toen zag Tony zijn kans schoon!

“Hubert, als ik nu eens, GEHEEL VRIJWILLIG, met jou een partijtje worstel, ben jij dan bereid er voor te zorgen dat ik vijfenzeventig paar donkerrode winterkousen geleverd krijg?”

Deze vraag bracht Hubert overduidelijk in verwarring en, wat te verwachten was, de verleiding was hem uiteindelijk te groot.

“Hubert, denk aan je therapie!!!” probeerde zijn vrouw nog, maar dat mocht niet baten.

Met routineuze gebaren en veel kwieker dan je voor mogelijk houdt trok hij zijn stofjas en maatpak uit en nam hij, in het ornaat van een ware beroepsworstelaar, een alom bekende kamphouding aan.

“TOT DE DOOD !!!!!” stiet hij uit, met een stem die niks menselijk meer had.

Therapie of niet, Hubert was geen beroeps en kon de weergaloze reputatie van Tony de digitale sportman dus niet kennen. En Tony, die de kans schoon zag om de pers te halen om op die manier indruk te maken op zijn weggelopen vriendin was vastbesloten zijn eer als polyvalent en multi-disciplinair wereldkampioen met verve te verdedigen. Terwijl ook de kousen hem uiteraard interesseerden.

Laat ik u de gedetailleerde beschrijving van het gevecht besparen. De eerste drie ronden, professioneel gechronometreerd door mevrouw De Koster, werden door beide kampers eerder defensief opgevat. Kwestie van de mogelijkheden van hun tegenstander af te tasten. Hubert begreep snel dat Tony geen doorsnee klant was en Tony ondervond alras de gruwelijke, geheel verdierlijkte kracht van Hubert, maar hij begreep ook onmiddellijk dat die totaal geen kaas van techniek had gegeten.
De verkennende slagen en grepen leverden voor beide partijen slechts een paar kleine kneuzingen op. Een bloedend oor, een geschramd ooglid. Geen averij om over naar huis te schrijven.

Tony besloot dat het gevecht op die manier uren kon duren. Hubert was duidelijk geen normaal worstelaar, maar een waanzinnige. Iemand die zijn krachten putte uit de onpeilbare diepten van zijn geestelijke handicap. Was het epitheton therapeutisch worstelaar hier wel toepasselijk?

Om snel komaf te maken - met wat inmiddels een kijkspektakel was geworden voor het voltallig cliëntèle van de afdeling herentextiel en daarenboven stilaan de aandacht trok van de sector droge voeding - versnelde Tony het ritme van de strijd en begon hij zijn aangeboren techniek wat efficiënter, maar ook iets onsportiever, te gebruiken.

Het eerste wat brak was Hubert’s linkerscheenbeen, gevolgd door de Calvin Klein display van een man in een minuscuul onderbroekje, die de rake mep incasseerde waarmee Hubert tevergeefs lik op stuk wilde geven. Op die manier liet hij echter een gat vallen in zijn defensie: het gat waarvan Tony, glad als een aal, met digitale precisie gebruik maakte om een dodelijke, frontale kopstoot uit te delen. Hiermee verbrijzelde hij, ik vermoed met opzet, Hubert’s kaak en bleef de diensdoend zaakvoerder groggy op een hoop jeansbroeken liggen.

“Heb ik nu mijn kousen verdiend?”, wilde Tony weten.

Met een grimas van voldoening knikte Hubert van ja.

Inmiddels waren de winkeldetectives dan toch in actie gekomen, maar net toen zij met proportioneel geweld Tony te lijf konden gaan en hem administratief in hechtenis nemen, kwam mevrouw De Koster tussenbeide.

“Laat maar, het was een eerlijk gevecht,” snikte zij, “het is mijn schuld. Ik had beleefder moeten zijn.” Waarna zij, met de tederste gebaren die Tony ooit had gezien, haar man voor verzorging afvoerde.

“Wat een schat van een vrouw,” mompelde hij en verliet ontroerd de Carrefour.

24.11.05

Beroepsperikelen


Gisteren deelgenomen aan een fenomenale werkgeversreceptie. Alles was picco bello in orde. Tot in de puntjes.

Alleen, mijn slepende ziekte belette mij om er met volle teugen van te genieten. U moet weten, ik lijd aan een vrij ernstige vorm van obesitas. Dat is begonnen kort na mijn plechtige communie, nu 37 jaar geleden. Op enkele maanden tijd veranderde ik toen van een slanke jonge kerel, in een tonrond waggelend mannetje. Daar kwam enige jaren later ook suikerziekte bij.

Tot overmaat van ramp ben ik vorige week in een liftkoker gevallen, waarna ik voor enkele dagen in het ziekenhuis werd opgenomen. Na grondige observatie bleek alleen mijn vulpen (een zuivere Cartier) gebroken. Aangezien ik dan toch in het ziekenhuis lag heb ik ineens ook maar een hersenscan laten uitvoeren: onder mijn schedeldak werd absoluut niets aangetroffen.

Om kort te zijn: tussen de slikkende en kauwende genodigden heb ik mij tevreden moeten stellen met een eau Perrier en een zuinig appeltje.

Positief is wel dat ik twee min of meer rechtschapen heren van een vakbond heb leren kennen (Christelijk-Liberalen, maar het kunnen ook economisch-fundamentalistische socialisten zijn geweest. Het was donker in het busje en ik kon hun badge niet goed zien. In elk geval hadden zij manieren. Wat getuigd van een goede opvoeding. Dat is in die kringen niet altijd het geval!

23.11.05

Rokers!

Rokers lopen twee keer meer kans om op latere leeftijd blind te worden door maculaire degeneratie dan niet-rokers. Dat zegt de Britse AMD Alliance en de Royal National Institute of the Blind.

De eerste symptomen uiten zich in blindheid voor de last die ze berokkenen aan niet-rokers.

Wat ben ik toch verstrooid!

Vanmorgen min of meer goed uitgeslapen en monter naar het werk gegaan.
De Mikado was uitzonderlijk goed gezind. Hij hield een korte briefing voor de account managers.

Na afloop realiseerde ik mij dat ik mijn PDA thuis heb laten liggen. (ik zal hem toch niet kwijt zijn?), die moet ik dringend gaan halen, alvorens naar de buffetwandeling van Fevia te gaan. Wie weet wat voor belangrijke contacten ik daar kan leggen. Of accounts die ik ontmoet.

Wat ben ik toch verstrooid. (Heeft het te maken met mijn afnemende potentie?)

Jezus komt mij redden!

(04.12.05 - 17:30)

Hij was zopas hier. Eerst had ik Hem niet herkend, maar die ogen en die stralende halo waren onmiskenbaar de Zijne.

“Ja, schrik maar niet, ik ben het echt”, sprak Hij zacht, “maar niet om je te bekeren, het gaat om iets veel belangrijker".

“O ja?”

Dat zijn de eerste woorden die ik ooit tot Hem heb gericht, al begreep ik onmiddellijk waarover Hij het had.

“Inderdaad: Julia. Je bent nu al VIER jaar verliefd op haar. Zou je het haar eindelijk niet eens zeggen? Zij heeft toch ook recht op geluk?”

“Maar Jezus, U weet toch dat ik al getrouwd ben, met drie kinderen!”

“So what? Julia heeft er ook twee, uit liefde geboren, maar haar vent liet haar zitten, negen jaar geleden. En het enige wat jij doet is steelse complimenten en cadeautjes geven. Je denkt toch niet dat ze je niet door heeft?”

“Ik wil niemand ongelukkig maken. Zeker haar niet. Ik kan haar niks bieden en ik wil mijn gezin ook niks te kort doen.”

“Maar jij hebt wél de plicht om eerlijk te zijn met jezelf!”

“Jezus…”

"Jij zal ook mijn naam niet ijdel gebruiken!" vermaande hij, “Het gaat niet om je vrouw en kinderen, maar om jezelf en in de eerste plaats om Julia! Gewoon vriendschap. Dat wicht loopt nog in haar ongeluk en dat wil ik in mijn naam niet laten gebeuren!”

"?"

Toen verzwond Hij. Met geheven armen en Zijn blikken hemelwaarts gericht ontsteeg Hij mijn keuken. Miraculeus, al lijkt het mij Zijn normale manier van verplaatsen.

22.11.05

Mijn leven door de ViewMaster

P.B., een collega van me, is een zeer aimabel man. Tussen het plannen maken om te vermageren door, heeft hij brochures op de kop kunnen tikken waarmee hij denkt bouwvakkers te plezieren. Zo blij als een kind was hij, tot hij de verpakking openmaakte: allemaal losse blaadjes zonder kaft.

Ik herinner mij niet meer of hij gevloekt heeft. Maar ik acht hem er wel toe in staat.

Inmiddels is hij twee dagen zoet geweest om een oplossing te vinden (een kaftje of zo), aangezien hij zijn brochures anders niet kan verspreiden.

Ik hoop dat hij een adequate oplossing vind omdat ik vrees dat het anders zijn zonnig humeur zal beïnvloeden.

Ondertussen herstel ik langzaam van iets dat mijn dokter niet weet te definiëren. Al denk ik dat ik straks toch naar de koorrepetitie ga. Het is ontspannend en ik hoop er een zaakje te kunnen regelen.

Een schoon schip wordt te water gelaten!

Als een eiland opstijgt begint het pas. Klaar voor verre reizen of zwaar transport. De lading kan van dag tot dag verschillen.